Vervolg- en nascholingsursus (50 uur): “Cognitieve therapie ‘in de diepte’: werken aan kerncognities”
Binnen Cognitieve Therapie (= CT) valt een onderscheid te maken tussen benaderingen die ‘oppervlakte’-cognities pogen te beïnvloeden en benaderingen waarin meer fundamentele cognities worden geïdentificeerd en bewerkt. In deze cursus valt de nadruk sterk op het laatste, vandaar de benaming ‘Cognitieve therapie in de diepte’.
- Home
- Cursusaanbod
- Vervolg- en nascholingsursus (50 uur): “Cognitieve therapie ‘in de diepte’: werken aan kerncognities”
Binnen cognitieve therapie valt een onderscheid te maken tussen benaderingen die ‘oppervlakte’-cognities (zoals logische denkfouten) pogen te beïnvloeden en benaderingen waarin aan meer fundamentele cognities (‘kern-cognities’) gewerkt wordt. In deze cursus valt de nadruk sterk op het laatste, vandaar de benaming ‘Cognitieve therapie ‘in de diepte’.
De reden om ‘in de diepte’ te gaan is tweeërlei: als men erin slaagt kern-cognities bloot te leggen en te bewerken, zal de kans op wezenlijke veranderingen in de ‘diepere lagen’ van iemands opvattingen over zichzelf, de ander(en) en de wereld groter zijn (teneinde de gewenste gevoelens en de beoogde gedragsdoelen te bereiken). Daarmee is tevens gezegd dat de kans op generalisatie van die veranderingen groter wordt. Immers, weliswaar worden die kern-cognities doorgaans geïdentificeerd vanuit alledaagse negatieve episodes, maar omdat het hier kern-cognities betreft, kan men ervan uitgaan dat deze ook een rol spelen bij talloze andere negatieve episodes.
Een stap verder: dezelfde kern-cognities spelen in de vorm van ‘werkings-mechanismes’ een cruciale rol bij meerdere ogenschijnlijk zeer verschillende klachten of (DSM-5) stoornissen. Als voorbeeld: men kan aan een patiënt met de ziekte-angststoornis via meerdere technieken duidelijk maken dat hij/zij de kans op het krijgen van een dodelijke ziekte (in deze vroege fase van het leven) grotelijks overschat. Echter, ook in het geval dat hij/zij zich daardoor gerustgesteld voelt, leert de klinische praktijk dat hij/zij veelal vrij snel daarna met opmerkingen komt als ‘je weet het maar nooit, ik kan dus wel degelijk een dodelijke ziekte krijgen en ik vind de (nieuwe) kans daarop toch bepaald niet klein’. In dergelijke gevallen lijkt het therapeutisch raadzaam ook de angsten en dus (kern)opvattingen te exploreren (zoals: ‘Het mag gewoon niet zo zijn dat ik op deze leeftijd een lethale ziekte krijg, want mijn kinderen zullen het niet redden’ of ‘dat zou niet eerlijk zijn [en de wereld moet eerlijk zijn]) en vervolgens te bewerken. In feite identiek aan deze kern-cognitie is de uitspraak ‘Ik moet absolute zekerheid hebben dat er in de nabije toekomst geen ellende optreedt’, een kern-cognitie die kenmerkend is voor cliënten die aan een gegeneraliseerde-angststoornis (GAS) lijden of aan een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS). Anders gezegd: door kern-cognities te identificeren en te bewerken wordt dus ‘stoornis-overstijgend’ en dus vrijwel zeker efficiënter gewerkt. Het is een aanpak die sinds enige tijd ook wel wordt aangeduid met de term ‘transdiagnostisch’ (namelijk ‘over de afbakeningen’ van de DSM-5 heen). Onderhavige cursus CT ‘in de diepte’ is/was daarmee een ‘transdiagnostische’ cursus avant la lettre.
Wezenlijke veranderingen in de diepere lagen van de persoon(lijkheid) worden overigens zelden door alleen cognitieve technieken bereikt. Experiëntiële- , verbeeldings- en gedragsmatige technieken zijn daarnaast cruciaal. Nieuwe inzichten leiden pas tot blijvende veranderingen, als ze echt ervaren worden (‘corrective emotional experience)’. Oftewel: de client dient echt te gaan geloven in de nieuwe rationele gedachten.
Alhoewel er in deze cursus gerichte aandacht is voor de toepassing van CT bij enkele specifieke stoornissen (depressie, angststoornissen, PTSS, gecompliceerde rouw, As-II problematiek, m.n. borderline), valt dus de nadruk op het aanleren van algemene, ‘stoornis-overstijgende’ cognitief-therapeutische vaardigheden (zowel diagnostische als interventiegerichte), die ‘diepere lagen’ van de persoon(lijkheid) raken. Hierbij gaat het met name om het bewerken van kern-opvattingen, welke laatste ook kunnen gaan over existentiële levensvragen.
Werkwijze
Naast theoretisch verdiepend, is de cursus sterk praktijkgericht. In de cursus wordt sterk de nadruk gelegd op het van het begin af aan leren onderkennen en bewerken van centrale problematische (kern-)opvattingen van cliënten (en van de deelnemers zelf). De deelnemers oefenen in de cursus als therapeut met en op elkaar. Van de deelnemers wordt verwacht dat zij in de eerste drie dagen van de cursus eigen problematische episodes inbrengen. Dit heeft meerdere voordelen: (a) therapeutische vaardigheden worden het best aangeleerd door te oefenen; (b) de ervaring leert dat men cognitief-therapeutische vaardigheden het beste aanleert door eerst zelf ‘door de molen’ te zijn gegaan; (c) door zelf een en ander te ondergaan (en de problemen te ervaren, die zich daarbij kunnen voordoen) krijgt men meer zicht op hetgeen cliënten (als problemen) kunnen ervaren tijdens het aanbieden van deze vorm van therapie. Om die reden wordt in deze cursus dus begonnen met het bij zichzelf identificeren (en bewerken) van karakteristieke achterliggende cognities, zoals die naar voren komen uit eigen (al dan niet licht) problematische episodes. Pas daarna gaat het over de cliënten.
Daarnaast zijn er mini-lectures en DVD’s. Naast aandacht voor de meer klassieke cognitief-therapeutische benaderingen (Beck, maar vooral REBT), is er aandacht voor verwante benaderingen, zoals Schematherapie, Mindfulness Based CT en Linehans Dialectische Gedragstherapie.
Voor meer uitgebreide informatie, zie www.kienhorstvandenbout.nl
Werkwijze
Naast theoretisch verdiepend, is de cursus sterk praktijkgericht: aan de hand van eigen problematische episodes en (eigen) casuïstiek wordt geoefend en feedback gegeven, en worden de mogelijkheden van cognitieve therapie ‘in de diepte’ geïllustreerd. Daarnaast zijn er mini-lectures en DVD’s.
In deze cursus wordt sterk de nadruk gelegd op het van het begin af aan leren onderkennen en bewerken van centrale problematische (kern-)opvattingen van cliënten (en van de deelnemers zelf). De deelnemers oefenen in de cursus als therapeut met en op elkaar. Van de deelnemers wordt verwacht dat zij in de eerste drie dagen van de cursus eigen problematische episodes inbrengen. Deze werkwijze heeft meerdere voordelen: (a) therapeutische vaardigheden worden het best aangeleerd door te oefenen; (b) de ervaring leert dat men cognitief-therapeutische vaardigheden het beste aanleert door eerst zelf ‘door de molen’ te zijn gegaan. Om die reden wordt in deze cursus begonnen met het bij zichzelf identificeren (en bewerken) van karakteristieke achterliggende cognities, zoals die naar voren komen uit eigen (al dan niet licht) problematische episodes.
Opbouw van de cursus
De cursus valt uiteen in twee delen:
Deel A: Cognitieve therapie bij diepere betekenislagen en toepassing ervan op eigen problematische episodes (3 dagen).
Centraal in de eerste drie dagen van de cursus staan -naast een summiere herhaling van de theorie en praxis van CT (m.n. aan de hand van inleidingen door de docent)- het toepassen van CT op eigen problemen (waarbij een ieder afwisselend cliënt en CT-therapeut is), en -in beperkte mate- het zien en bediscussiëren van voorbeeld-DVD’s van toonaangevende cognitief therapeuten.
Deel B: Cognitieve therapie in de diepte toegepast op cliënten (5 dagen). Op elke cursusdag worden hierbij een drietal sporen (‘tracks’) onderscheiden, namelijk:
– CT (hoofd-)Spoor. Elke cognitief-therapeutische behandeling kan onderscheiden worden in:
(a) cognitief-therapeutische diagnostiek: het onderkennen van (kern-)opvattingen
(b) cognitief-therapeutische behandeling: uitdagen en cognitieve herstructurering van m.n. (kern-)opvattingen
(c) cognitief-therapeutische behandeling: verankeringstechnieken (d.w.z.: manieren om de kans te maximaliseren dat de cliënt zich de verworven nieuwe inzichten eigen maakt)
Alhoewel er gerichte aandacht is voor de toepassing van CT bij enkele specifieke stoornissen (depressie, angststoornissen, PTSS, gecompliceerde rouw, As-II problematiek, m.n. borderline), valt de nadruk op het aanleren van algemene, ‘stoornis-overstijgende’ cognitief-therapeutische vaardigheden (zowel diagnostische als interventiegerichte), die ‘diepere lagen’ van de persoon(lijkheid) raken. Dergelijke ‘stoornis-overstijgende’ aanpakken worden sinds enige tijd ook wel met de term ‘transdiagnostisch’ aangeduid. Onderhavige cursus is/was daarmee een ‘transdiagnostische’ cursus avant la lettre.
Naast de meer klassieke cognitief-therapeutische benaderingen (REBT en Beck), is er aandacht voor verwante benaderingen, zoals Young’s Schema Therapie, Mindfulness Based CT en Linehans Dialectische Gedragstherapie.
Wijze van toetsing
1. Take-home tentamen aan het einde van de cursus.
2. Het maken van een (kort) geluids- of geluids- en beeldfragment van een cliëntgesprek waarin op een cognitief-therapeutische wijze wordt gewerkt. Dit fragment wordt tijdens de bijeenkomsten beluisterd. Hierbij wordt zowel gekeken naar de kwaliteit van de getoonde CT-vaardigheden als naar de mate waarin er progressie is in het verwerven van de betreffende vaardigheden.
Voor nadere informatie, zie www.kienhorstvandenbout.nl
De cursus wordt in acht dagen gegeven (6,25 uur cursustijd per dag; dat zijn 50 cursusuren).
Contacturen: 50 uur
Zelfstudie: 150
In deze studie-uren dienen door de deelnemers de volgende activiteiten te worden uitgevoerd:
– lezen van de literatuur (bestaande uit een uitgebreide reader en twee boeken)
– toepassen CT op eigen emotionele en gedragsproblemen (zowel leren te onderkennen van kenmerkende (kern-)opvattingen als het bewerken van deze opvattingen die nauw verbonden zijn met deze emotionele en gedragsproblemen)
– op audio- dan wel videoband/DVD of een andere geluidsdrager opnemen en beluisteren van gesprekken met cliënten, en het daaruit selecteren van voor super/intervisie geschikte fragmenten.
– het maken van de eindtoetsopdracht.
Aspirant VGCt-leden in het kader van een 50-urige vervolgcursus. De basiscursus van 100 uur dient afgerond te zijn.
Eerstelijnspsychologen, kinder- en jeugdpsychologen en orthopedagogen.